HISTORIE GELOOFSGEMEENSCHAP TUBBERGEN

Geschiedenis van de Sint Pancratius basiliek Tubbergen

De kerstening van Twente vond plaats vanuit Oldenzaal en Ootmarsum.

Door de parochie Ootmarsum werden kapellen gesticht in Denekamp (1150), Almelo (1236) en Tubbergen (c.1276).

De oorspronkelijke kapel was gebouwd op de hof van het adellijk geslacht “van Tubbergen” Deze hof was een hoofdhof of Curtis, d.w.z. een centrum van agrarische exploitatie, en lag ten oosten van de kerk waar men nu spreekt van “’t Rot” Later is deze hof uitgegroeid tot een havezate onder het adellijk geslacht “van Eschede”, dat van 1411 tot 1806 op deze hof heeft gewoond. In 1582 is het huis Eschede of Eeshof verwoest en daarna ten noorden van het dorp nieuw gebouwd waar wij nu nog spreken van de “de Eeshof”.

De kapel in Tubbergen was gewijd aan de Heilige Pancratius. Deze was onder keizer Diocletianus als martelaar gestorven, en begraven aan de Via Aurelia buiten Rome. Volgens de legende zou bij afkomstig zijn uit Frygië in Klein-Azië en zou hij op veertienjarige leeftijd zijn gestorven. Hij geldt als patroon van trouw aan een eens gegeven woord. De kapel werd bediend vanuit Ootmarsum. In de vijftiende eeuw werd de kapel vergroot tot een eenbeukig kerkje en in het begin van de zestiende eeuw werd de toren gebouwd. Deze, opgetrokken in Bentheimer zandsteen, staat er nog steeds. Op 12 maart 1576 werd Tubbergen, kerkelijk gezien, van Ootmarsum gescheiden en werd hier een zelfstandige parochie opgericht.

Ootmarsum heeft hier heftig tegen geprotesteerd, de reden zullen van financiële aard zijn geweest, maar het geschil werd bijgelegd. Tot een duurzaam bewijs van de getroffen scheiding gaf Ootmarsum aan Tubbergen een grote zilveren medaille, waarop de afscheiding gegraveerd was. Later is deze zilveren plaat omgegoten ten behoeve van een miskelk.

Toen in 1597 prins Maurits Oldenzaal, het bolwerk van de Spanjaarden in het oosten van het land, binnentrok kon de reformatie in Twente ingang vinden. Pastoor Schildhuis van Tubbergen bleef echter het oude geloof trouw. Hij stierf in 1610. Tussen 1605 en 1626 was Oldenzaal weer in Spaanse handen. Daarna werden de Spanjaarden voorgoed verdreven en kon gewerkt worden aan de protestantisering van Twente. In 1634 werd een predikant in Tubbergen benoemd. De kerk werd voor katholiek gebruik gesloten. Dat Twente toch voor een deel katholiek is gebleven, is te danken aan het feit dat Oldenzaal twintig jaar in Spaanse handen is geweest. In die jaren kon hier de katholieke contra-reformatie krachtig ter hand worden genomen. Na deze Spaanse jaren raakten de katholieken hun kerkgebouwen kwijt en waren ze genoodzaakt in boerenschuren of adellijke erven bijeen te komen. Wanneer dit voor de katholieken van Tubbergen te gevaarlijk was trok men over de nabijgelegen landsgrens of kwam men samen onder de eeuwenoude Kroezeboom in Tubbergen. In de tweede helft van de achttiende eeuw braken voor de katholieken betere tijden aan. In 1762 werd het pastoor Henficus Bloemen (1758-1806) vergund aan de westzijde van het dorp een kerkhuis te bouwen.

In 1809 bracht Lodewijk Napoleon, Koning van Holland (1806-1810), een bezoek aan Twente en logeerde hij bij de graaf Van Rechteren op het kasteel van Almelo. Daar ontving hij pastoor Johannes van Weersel (1806-1824). Hij nam kennis van het feit dat Tubbergen grotendeels katholiek was gebleven (duizend katholieken tegen 68 protestanten). In hetzelfde jaar 1809 werd de oude kerk weer aan de katholieken teruggegeven.

De Hervormden bouwden in 1810 een eigen kerkje, dat in 1931 werd vergroot. Hier bevindt zich nu de laatgotische zandstenen preekstoel uit de oude kerk. Bij de plechtige ingebruikneming van de oude kerk hield pastoor Van Weersel een preek naar de woorden uit de Apocalyps: ‘En ik zag de heilige Stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen’. Aangezien een handvol protestantse gezinnen niet in staat was geweest om voor het benodigde onderhoud te zorgen was de oude kerk bijna twee eeuwen lang zeer verwaarloosd. In 1826 begon men met de noodzakelijke restauratie van het kerkschip.
In 1827 en 1828 werden twee klokken in de toren – die in 1798 eigendom van de gemeente was geworden – geplaatst. De bouwvallige torenspits heeft haar bestaan tot 1842 weten te rekken. In dat jaar werd de toren ontdaan van zijn spits en een gedeelte van zijn bovenbouw er kwam een korte houten spits als vervanging. In 1881 werd de kerk verrijkt met een orgel van de firma Maarschalkerweerd uit Utrecht. Dit orgel is thans nog aanwezig. In 1996 kwam de kerk in het bezit van een tweede Maarschalkerweerd-orgel, een koororgel uit 1882.

In 1893 werd voor het eerst van een nieuw te bouwen kerk gesproken. Drie jaar later begon men met de afbraak van de oude, bouwvallige kerk. Architect van de nieuwe kerk was Alfred Tepe. Op 30 juni 1897 werd zij plechtig in gebruik genomen. Een van de sprekers op die dag was de grote emancipator van de katholieken dr. H.J.A.M. Schaepman (1844-1903), afkomstig uit Tubbergen en in 1927 in zijn geboorteplaats met een standbeeld geëerd. Het brede middenschip van de nieuwe kerk wordt geflankeerd door smallere, doch even hoge zijbeuken. Het schip bestaat uit drie traveeën. Bij de derde travee buigen de buitenmuren uit, zodat een soort transept ontstaat. De kruisgewelven worden gedragen door ronde kolommen. Aan weerszijden van de toren bevindt zich een zijkapel.

In 1977 -1978 vond een restauratie van de toren plaats. Bij die gelegenheid werd deze drie meter verhoogd, wat nog duidelijk te zien is aan het kleurverschil. Ook kwamen er twee nieuwe klokken bij. De kerk behoort tot de neogotiek. Zowel de toren als het kerkgebouw en het interieur zijn: “Beschermd Rijksmonument”.

Bij besluit van Paus Johannes Paulus II is onze parochiekerk op 6 januari 2000 als eerste kerk in het nieuwe millennium verheven tot Basiliek. Het predicaat basiliek is een eretitel die wordt toegekend aan kerken met een bijzondere of opvallende status. Om in aanmerking te komen voor het predicaat Basiliek moet aan een aantal strenge voorwaarden worden voldaan. Zo moet er in elk geval altijd nog sprake zijn van een vitale en levende kerkgemeenschap waaraan het betreffende kerkgebouw ten dienste staat. Daarnaast moet het gebouw voldoen aan bepaalde minimum-maten en moet een zekere ouderdom hebben. Vervolgens is het van groot belang dat de kerk onderscheidend is van andere kerken in de streek; met andere woorden er zal sprake moeten zijn van iets heel bijzonders in of aan de kerk waardoor deze er echt uit springt ten opzichte van andere kerken. Dat hele bijzondere is in onze kerk met name aanwezig door de 35 gebrandschilderde glas in lood ramen van vijf opeenvolgende generaties van de bekende glazeniersfamilie Nicolas.

De basicale waardigheid wordt zichtbaar tot uitdrukking gebracht door met name twee versierselen:

–        het tintinnabulum (standaard met bellen)

–        het conopeum (standaard met paraplu).

Beide eretekenen staan in onze kerk op het priesterkoor ter weerszijden van het hoofdaltaar. Het tintinnabulum is ontworpen en gemaakt door de Roermondse kunstenaar Dick van Wijk. Het conopeum is geheel door enkele vrijwilligers in de parochie gemaakt.

De status van basiliek levert ook het recht op tot het voeren van een wapen. Wapens worden in ons land uitsluitend verleend door de Hoge Raad van Adel Bij besluit van 4 september 2000 is aan onze basiliek het wapen toegekend.

Het Nederlandse basiliekwapen kan men uniek noemen. In het buitenland en buiten Europa vindt het zelfs navolging. Karakteristiek voor het basiliekwapen is de bovenzijde van het wapenschild: U ziet schuin gekruist een conopeum van goud, waarvan het scherm gebaand van goud en geel (rood) met volants van hetzelfde, om en om , gevoerd met goud, en een tintinnabulum van goud, waarin een klokje van zilver. Met het bovenste deel wordt de basilicale waardigheid aangegeven. De onderste helft is gedeeld: In het veld linksonder ziet u een zwaard van zilver, met gevest van goud, vergezeld van twee ijskristallen van zilver. Het zwaard verbeeldt de patroonheilige van onze parochie, de H. Pancratius, die door het zwaard is onthoofd, oplast van Keizer Diocletias te Rome. Sint Pancratius is een populaire volksheilige, een noodhelper.  Verder behoort hij tot een van de ijsheiligen. Wat lag er meer voor de hand, dan aan het zwaard twee ijskristallen toe te voegen, deze staan voor de H. Marmerus en de H. Servatius, die samen met de H. Pancratius de IJsheiligen vormen. De kleur blauw versterkt deze symboliek, terwijl deze kleur tevens aan de Maagd Maria wordt toegeschreven. Eenvoud en treffend waren hier de doelstellingen. Het veld rechtsonder vertoond in goud drie bergen, verwijzend naar de drie bergen in het gemeentewapen van Tubbergen. Omdat men in de heraldiek naar contrast zoekt vanwege de gewenste duidelijkheid, was het zwarte wapen van Tubbergen een probleem. Om het originele wapen te behouden is ervoor gekozen het met een gouden zoom te omlijsten. Aan het wapen is het devies toegekend: Caritas pro Armis hetgeen betekent: De liefde als Wapen. Het voorstel voor dit devies komt van pastoor Th. v.d. Sman.

De status van Basiliek brengt ook verplichtingen met zich mee, o.a.,

Het houden van vieringen bij gelegenheid van:
·         De verheffing tot Basiliek (Hoogfeest van Epifanie, 6 januari).
·         Feest van St. Petrus’ Stoel, 22 februari.
·         Hoogfeest van H.H. Petrus en Paulus, 29 juni.
·         Herdenking van de Pauskeuze, (datum).
·         Op hoogfeesten dient een gezongen eucharistie te worden gevierd.